Op 25 april 2024 stelde Tine De Keyser, winnares van de VHL Scriptieprijs 2023, haar masterproef voor. In Klaar voor de loopgraven? Het rekrutenleven in de Belgische militaire opleidingskampen in Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog schetste ze een intiem beeld van het dagelijks leven en de gedachtewereld van de Belgische soldaten die in Frankrijk een korte opleiding kregen voordat ze naar het front in eigen land gestuurd zouden worden. Dat deed Tine op basis van soldatenbriefwisselingen en -dagboeken uit de collectie van het In Flanders Fields Museum.
Wat ons vooral van de lezing is bijgebleven: de consequente boodschap aan het thuisfront dat elkeen in goede gezondheid verkeerde, terwijl de realiteit op zijn zachts gezegd genuanceerder was. En verder: het natuurlijke verteltalent van deze aanstormende historica.
Proficiat, Tine!
We hadden achteraf nog enkele vragen voor onze winnares.
Wat bracht je ertoe om voor dit onderwerp te kiezen?
Tine: “WO I heeft me altijd al geprikkeld, maar toen ik er in mijn bachelor een vak over volgde, heeft één zin over de Kerstbestanden, in Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog door Koen Koch, me geraakt: ‘In het midden van het niemandsland schudden zij elkaar de hand en ze wensten elkaar gelukkig kerstfeest.’ (p. 151) Dat menselijk stukje pracht in het kluwen van een oorlog heeft me niet meer losgelaten. Toen ik moest kiezen waaraan ik mijn masterproef zou wijden, was dat het eerste waaraan ik dacht. Zoekend naar aspecten van de oorlog die ik kon verkennen, belandde ik uiteindelijk bij de militaire opleidingskampen in Frankrijk. Dat ik een deel van het verhaal van de rekruten kon vertellen en bestuderen via hun eigen brieven en dagboeken, was voor mij het startschot van een onderzoek dat ik zelf razend interessant vond.”
Welke ontdekking heeft je tijdens je onderzoek zelf het meeste verrast?
Tine: “Tijdens het bestuderen van mijn bronnen en het schrijven van mijn thesis ben ik meermaals geraakt door de ontdekkingen die ik deed, maar als je me vraagt wat de grootste verrassing was, dan moet ik wel antwoorden: het discours dat het leger voorschotelde aan zijn rekruten. Tijdens hun militaire opleiding kregen jongemannen heel wat heldhaftigheid op hun bord, zowel in de manier waarop het leger oorlogssituaties nabootste als de manier waarop het leger over de oorlog praatte. Ik vermoedde wel dat de opleiding niet volledig zou stroken met de ‘nieuwe’ oorlog die de Eerste Wereldoorlog bleek te zijn, maar toch stond ik versteld van de grote discrepantie die ik in mijn bronnen tegenkwam.”
“Toch is dat niet de ontdekking die de grootste indruk op me heeft gemaakt. Het is vooral de ‘agency’ van rekruten die me bijna omverblies. Dat rekruten actief handelende individuen waren – ook al is het binnen een kader – en dat ze die agency volop ontplooiden en inzetten, vond ik misschien wel mijn meest krachtige ontdekking. Ze gaven zelf actief vorm aan hun wereld, aan de tijd die ze in de opleidingskampen doorbrachten, aan wie ze waren, en aan hoe ze zich toonden aan hun familie. Dat ‘de rekruut’ zowel een collectief als een individu beslaat, was misschien niet de ontdekking die me het meeste verraste, maar wel de ontdekking die me niet alleen als historica, maar ook als mens geraakt heeft.”
Je bent vorig jaar afgestudeerd als master in de geschiedenis. Waar ben je vandaag mee bezig?
Tine: “Tijdens mijn opleiding geschiedenis kreeg ik steeds meer de erfgoedmicrobe te pakken, dus na het behalen van mijn master heb ik nog een postgraduaat in het cultureel erfgoed gestudeerd. Eenmaal ook dat boeiende jaar erop zat, ben ik enkele maanden aan de slag gegaan als projectmedewerker bij Abby, een kunsten- en erfgoedmuseum in Kortrijk. Ik hielp er bij het uitschrijven van publieksteksten die tijdens de openingstentoonstelling in het najaar van 2024 getoond zullen worden. Ondertussen ben ik me alweer volop aan het wentelen in een volgende ervaring, want momenteel werk ik als BIS-medewerker digitale erfgoeddata bij Histories. Daar verken ik wat de digitale wereld kan betekenen voor erfgoedvrijwilligers en bied ik hen samen met mijn collega’s ondersteuning in werken met erfgoed.”
Wat zijn je toekomstplannen?
Tine: “In de toekomst hoop ik nog heel wat te kunnen bijleren en proeven van het verleden, en vooral te kunnen blijven kennismaken met de mensen die er deel van uitmaakten. Tegelijk blijft ook erfgoed me begeesteren en ben ik heel nieuwsgierig naar wat er in die sector nog allemaal te ontdekken valt. Historisch onderzoek en erfgoedwerking hebben beide mijn hart gestolen, dus hoewel ik nooit met zekerheid kan weten waar de toekomst me zal brengen, weet ik wel zeker dat mijn passie voor de verwondering in en om het verleden mijn drijvende kracht zal zijn.”
Op de foto: winnares Tine, geflankeerd door juryvoorzitter Kas Swerts (rechts) en jurylid Nico Van Campenhout (links)
Een verkorte versie van deze bijdrage verscheen in Tijdingen 181 (juli 2024).